Een toekomstbestendige en volhoudbare veehouderij in Brabant

Tijdens de themabijeenkomst van vrijdag 02 december bleek eens te meer hoe complex het Brabantse veehouderijdossier is. Zoveel belangen en zoveel belanghebbenden. Als woordvoerder krijg je enkele minuten om te spreken en die spreektijd wordt regelmatig onderbroken door interrupties. We kunnen ons voorstellen dat dit het lastig maakt om een goed beeld te krijgen van de visie van onze partij. Daarom nemen we u hier graag mee in hoe VVD Brabant dit dossier ziet.

In dit stuk vindt u een uiteenzetting van onze visie op de Brabantse veehouderij. Van de mogelijkheden die er volgens ons zijn en de suggesties die we aan Gedeputeerde Staten hebben meegegeven. Wij zien door de gelijktijdige aanbieding van beleidsstukken van zowel gedeputeerde Spierings als gedeputeerde van den Hout, een stapeling van regels ontstaan. Met name de BZV, het mestbeleid, het stalderingsinstrument vanuit landbouw en als laatste de verscherping van het ‘Convenant Stikstof’ vanuit natuur.

De Brabantse veehouderij
VVD Brabant woordvoerder Wouter Bollen begon zijn betoog in de vergadering met de uitspraak “ontwikkelruimte moet je verdienen!” Hierop is ook de oorspronkelijke BZV gebaseerd en die visie en het nieuw voorgestelde mestbeleid zijn in basis prima. Maar wat ons betreft geldt 'het moeten verdienen van ontwikkelruimte' niet alleen voor de agrariër, maar ook voor de overheid. De problematiek is immers een gedeelde verantwoordelijkheid. Een taak die we samen zorgvuldig op moeten pakken. De belangen van álle Brabanders vormen daarbij het uitgangspunt. Want een schone lucht, een gezonde bodem, schoon water en een veilige leefomgeving zijn voor iedereen belangrijk. Vanzelfsprekend dus dat je daar als overheid een grote verantwoordelijkheid in hebt. Maar het spanningsveld tussen vertrouwd voedsel, markt en maatschappelijke acceptatie neemt toe.

Tegelijk kunnen we ook niet negeren dat de agrarische sector van groot economisch belang is voor onze provincie. Dat een flinke groep Brabanders daar een bestaan in heeft opgebouwd. En dat zij fors investeren om mee te kunnen bewegen met de continu aangescherpte en veranderende wet- en regelgeving. Want ook de agrarische ondernemers beseffen heel goed dat het anders moet. 

Centrale vraag
De centrale vraag is dus: Hoe laat je alle (individuele) belangen samenkomen in goed, degelijk, haalbaar, uitvoerbaar én tegelijkertijd eerlijk beleid? Die vraag moeten we samen, met alle betrokkenen beantwoorden en vervolgens vertalen naar concrete afspraken en effectieve maatregelen met een realistische fasering en tijdsplanning. 

De belangrijkste plannen

  • De BZV wordt als een lastig kostenverhogend instrument gezien. Dat heeft wat ons betreft met de uitvoering te maken. De BZV heeft in onze ogen wel degelijk zijn oorspronkelijke doel bereikt. Namelijk bewustzijn van de grenzen van de veehouderij. De uitvoering kan volgens de VVD simpeler. Minder en simpelere regels. Bijvoorbeeld zoals bij een APK voor auto’s. Bij deze controle kijkt men het zwaarst naar de kritische punten op gebied van o.a. veiligheid en milieu. Voldoet de auto niet, dan wordt hij afgekeurd en mag hij ook niet meer rijden. Zo zou het bij de BZV ook kunnen. Verplicht de voor Brabant kritische punten. Iets waar iedere stal onvoorwaardelijk aan moet voldoen. Compensatie is daarbij niet mogelijk. Dit is de basis. Daarboven wordt je voor extra inspanningen beloond met extra ontwikkelruimte. Die ruimte kan divers zijn. Van simpele m2 tot innovatieruimte om te pionieren. Tegelijkertijd kan die APK ook aantonen dat de auto niet meer voldoet of functioneert. Dat betekent dan onderhouden en repareren, en soms ook vervangen! Trek die lijn door bij de BZV en dan weet je dat dit beweging gaat veroorzaken. En dat wilden we toch? De BZV als instrument om beweging in de goede richting te realiseren?
  • De mestdialoog is gevoerd. Dit traject, door de VVD op de agenda gezet en continu in Provinciale Staten aangejaagd, is tot een voorlopig einde gekomen. Mooi om te zien dat diverse geledingen in deze discussie elkaar gevonden hebben. Over één ding is men het eens. Samen moeten we invulling geven aan deze materie. Eén en ander heeft inmiddels geleid tot spelregels rondom mest die we toejuichen. Eindelijk duidelijkheid voor ondernemer en burger over wat wel en niet kan. Over wat verwacht mag worden. Het korset uit en regie nemen. Dat zien we graag!
  • Tegelijkertijd is er een discussie ontstaan over de dierenaantallen in Brabant (of zelfs NL). Logisch, want als je minder mest wilt roept dit direct vragen op of over aantallen dieren. Instrumenten in het nieuw voorgestelde beleid zoals staldering kunnen bijdragen aan de juiste balans. Een bewuste(re) omgang met aantallen zal hiervan het gevolg zijn.
  • We kijken positief kritisch naar de inzet van het instrument 'staldering'. Hoezeer de VVD dit instrument ook interessant en sympathiek en onder voorwaarden zelfs kansrijk vindt, schuilen er grote gevaren in de uitvoering hiervan. Dat baart ons nog zorgen. Het stalderingsysteem kan er nog toe leiden dat ondernemers gaan wachten tot een ander hun “rommel” opruimt. De VVD is bang dat staldering zal leiden tot een pervers systeem in handel van de beschikbare m2 in een ongelijk speelveld. VVD Brabant vindt principieel dat een ondernemer zelf verantwoordelijk is en blijft voor zijn bedrijf. Dus voor uitbreidingen en afname, maar óók voor afbraak van de eigen stallen. Het kan niet zo zijn dat een sector die zijn best doet en hard op weg is om op een verantwoorde manier een economische speler in Brabant te zijn en blijven, de rekening (erbij) krijgt van ondernemers die “ echt stil” zitten. Met andere woorden: dat zij de rekening gaan betalen van (achteraf gezien vaak) falend beleid van de overheden en individuele ondernemers.
  • Het ‘Convenant Stikstof’ betekent momenteel dat in of nabij Natura 2000 gebieden een sterke en snelle afname van de stikstof moet plaatsvinden. GS heeft nu voorgesteld om de termijn waarvoor dit gebeurd moet zijn, naar voren te halen. Van 2028 naar 2020. Ondanks dat dit dus niet voor de hele sector geldt (het gaat alleen om de Natura2000 gebieden), voelt dit niet goed. Het is in onze ogen ook niet juist. Wij hebben begrip voor de beleving dat we “onder ongewijzigde omstandigheden”, de verlaagde uitkomst niet gaan halen. We hebben ook begrip voor de discrepantie tussen de berekende en gemeten uitstoot. Maar reken de gewijzigde omstandigheden eerst eens zorgvuldig door. Natuurlijk weten wij dat in de afspraken van 2009 is opgenomen dat bestuurlijk ingrijpen kan, indien noodzakelijk. Maar er ligt al een heel pakket maatregelen bij de sector en in het voorjaar 2017 volgen er dus mogelijk nog meer. Dat zijn wat ons betreft gewijzigde omstandigheden! De impact van deze maatregelen is in onze beleving nog maar sporadisch doorgerekend in de plannen. Bovendien hebben ondernemers hun plannen nog niet eens echt kenbaar gemaakt en/of uitgerold.

Kritisch richting het voorstel van Gedeputeerde Staten
Het is voor ons dus glashelder dat er iets moet veranderen. Dat betekent inderdaad nu aan de knoppen draaien. En wij pleiten al vanaf het begin van deze periode voor snelheid en daden. Snel duidelijkheid biedt rust en begrip bij iedereen. We zijn ook oprecht blij en gecharmeerd van de richting die voorgesteld wordt. Maar wij kunnen ons niet helemaal vinden in de snelheid en wijze waarop GS nu wil schakelen en vooral wil stapelen. 

In het bestuursakkoord hebben we gesteld dat we deze sector als reguliere, economische sector zien. Wel een ingewikkelde en dynamische sector. Maar geen enkele andere sector in Brabant heeft momenteel te maken met een dergelijk complexe regelgeving die zo snel en vaak verandert. Dat betekent zoveel (nieuwe) eisen waaraan ondernemers moeten voldoen! De maatschappelijke acceptatie staat op een dieptepunt, voedselkwaliteit wordt anders beleefd en er is sprake van een ingewikkelde markt met marktwerking en subsidies door elkaar. Ga er maar aan staan!

Vandaar dat GS de zaken die hier bij elkaar komen aan elkaar koppelt en blijkbaar graag in samenhang wil behandelen. En al snappen we de samenhang die GS voorstelt, wij voorzien dat deze werkwijze juist zal zorgen voor een bewegingsrichting die we níet willen. Namelijk opgeven of doorgaan op de “oude weg”. Onze oproep is dan ook om iets meer stapsgewijs toe te werken naar het wél behalen van de gewenste doelstellingen. Wel met snelheid en daadkracht, maar ook met een juiste fasering zodat de ondernemende kant van de sector kan meebewegen. Dan komen we uiteindelijk op het eindpunt dat we allemaal beogen. Een zo optimaal mogelijke samensmelting van ál die belangen en doelstellingen. Zonder dat we de agrarische ondernemers die keihard werken en waar we oprecht trots op zijn, onterecht de das om doen. 

Laten we niet vergeten dat de sector zelf innoveert! Niet wij als overheid. Wij geven richting en kaders.

Moeten we dan helemaal niet ingrijpen als we de doelstellingen niet halen?
Als berekeningen en of afspraken niet gehaald worden, mag en MOET je als overheid ingrijpen! Dat vindt ook VVD Brabant. Waar het hier om gaat is dat we al een heel pakket maatregelen nemen. We grijpen dus al in! Wacht dan nog heel even met de nogal rigide maatregel door een deadline naar voren te halen. Deze actie zorgt voor de ongewenste onrust die we nu hebben. Nogmaals voor de duidelijkheid. VVD Brabant zegt niet dat er nooit aan ‘2028’ getornd mag worden. Alleen voorlopig in ieder geval nog niet tot er meer bekend is over de effecten van gevolgd en voorgesteld beleid. En dan ook in overleg met de juiste fasering en haalbare stappen.

Suggesties aan Gedeputeerde Staten

  • Ingrijpen omdat we afgesproken doelen niet halen is verklaarbaar en legitiem. Maar kies voor een andere fasering. Bekijk samen met de sector welke snelheid wél haalbaar is. Wat kan naar voren en wat niet? Een ondernemer die forse investeringen doet en daarbij de afgesproken termijn hanteert, kun je niet ineens 8 jaar eerder laten schakelen. Voor ons is 2028 naar 2020 te rigide. Dit werkt als een strop. Probeer hier maatwerkoplossingen te vinden. Goede afspraken mag en moet je vervolgens ook streng handhaven.
  • Kijk naar de mogelijkheden om creatief om te gaan met de PAS ruimte. Een kritische kijk op ons eigen handelen en het convenant gaat in de PAS ruimte opleveren. De stikstofruimte die dan vrijkomt, mag wat ons betreft allemaal naar andere sectoren. De agrarische sector behoeft geen uitbreiding. Maar laten we wel reëel en in ieder geval eerlijk met elkaar deze complexe en pittige klus klaren. Behalve dat we naar onze mening nu namelijk voor dit moment onnodig onze afspraken openbreken, stapelen we wel héél veel op elkaar. Daardoor wordt het gevraagde voor velen gewoonweg onmogelijk. Overvragen zorgt voor brokken en ontwikkeling in andere richtingen dan gewenst. Ook van ondernemers die we nodig hebben in de transitie.
  • Kijk naar mogelijkheden om binnen het stalderingssysteem ook andere plattelandproblematiek vlot te trekken. Denk bijvoorbeeld hierbij aan de ‘lege vergunningen’. Deze moeilijk aan te pakken problematiek kan vrij eenvoudig hierbij betrokken worden waardoor er ‘ruimte’ ontstaat.
  • Maak de BZV simpeler zoals de genoemde APK. Onderwerp tegelijkertijd de BZV zelf ook aan een APK. Overbodige regels of vragen schrappen. Ook een BZV heeft onderhoud nodig.
  • Wat kunnen wij zelf? Ook als provincie kunnen en moeten wij een actieve rol spelen. Verder gaan dan nieuwe regels of maatregelen en dus ook kijken wat wij zelf kunnen bijdragen. Gaan we inderdaad werk maken van beheer lege vergunningen? Houden we de prioritaire projecten op orde? Wanneer gaan we nou echt frequenter handhaven? In het stuk van GS zien we onze rol onvoldoende terug.

Kortom, er is nog volop werk te verrichten en het nodig uit te leggen de komende tijd! Deze themavergadering was voorbereidend op de besluitvorming die in het eerste kwartaal van 2017 gepland staat. Wordt dus vervolgd.

Concluderend
Woordvoerder Wouter Bollen concludeert:

'Het is wat de VVD betreft geen vraag of we de sector over 10 jaar nog in Brabant hebben, zoals sommige politiek partijen zich wel eens opstellen. Het is ook geen doel op zich om de huidige populatie van bedrijven en dieren te wijzigen. Het gaat ons erom dat de veehouderij een gezonde reguliere economische sector is die zichzelf bedruipt, adaptief is en zich voorbereid op zijn toekomst. Net als in andere branches, met pieken en dalen in de bedrijfsvoering. Met goede en slechte jaren. Maar vooral weer een branche die we met trots bejegenen, net als dat we trots zijn op onze overige Brabantse ondernemers!´

Wouter Bollen