Waarom ben je eigenlijk de politiek ingegaan?
Dat is eigenlijk nooit echt een
bewuste keuze geweest. Het is min of meer toevallig gelopen. Tijdens mijn
hbo-opleiding Rechten was ik op zoek naar een stage. Het heeft me altijd wel
getriggerd om met mensen bezig te zijn. Klassenvertegenwoordiger en dat soort
dingen, ik was altijd wel een vooruitgeschoven post. De politiek bleef me ook
wel bezighouden. Van de opleiding heb ik veel geleerd, ik ben ook jurist maar
het was niet helemaal wat ik zocht. Ik zocht meer iets maatschappelijks.
Toenmalig kamerlid Michiel van Veen woonde bij ons in de straat. En m’n moeder
zei: “Waarom vraag je niet of je stage bij hem mag lopen?”. En uiteindelijk was
het sneller met Michiel geregeld dan met de opleiding. Dus dat was bijzonder om
mee te maken.
Vanaf het moment dat ik begon,
was ik eigenlijk meteen op mijn plek. Op het begin was ik wel zoekende… Wat is
mijn partij? Links waar m’n moeder toen meer zat, of juist meer in het midden
waar mijn vader zat. Uiteindelijk zijn alle gedachten gepasseerd. Maar na twee
weken bij de VVD wist ik dat de VVD mijn plek was. En toen kreeg de VVD –
fractie in Cuijk te horen dat een jong iemand actief was die in Cuijk zou
blijven wonen en of ik niet bij een fractie zou willen aansluiten. En twee maanden
later was ik beoogd lijsttrekker. Dus dat ging sneller dan gedacht. Dus
uiteindelijk heeft een stage het balletje doen rollen.
En hoe word je dan binnen twee maanden opeens
lijsttrekker?
Er was onenigheid in de
fractie geweest en de fractie die er zat wilde graag iemand die niks te maken
had met het voorgaande gedoe. Dus dan werkt een fris iemand goed. In de tijd
had je ook Jesse Klaver die net optrad als leider. Het ‘Klaver-effect’, jong,
jeugd en dat waren punten om aan elkaar te koppelen.
Hoe was het om daarna de raad in te gaan?
Heftig. Ik kwam in mijn eentje de raad binnen als eenmansfractie. Dat zou ik
niemand aanraden, zeker niet als je nog helemaal nieuw bent in de politiek. En
dan was er bij ons in de raad ook een afgesplitste partij bij vanuit de oude VVD-fractie,
die niet bepaald warmliep voor de VVD. Er speelde oud zeer, en ik liep daar als
groentje tussenin.
De werkdruk was enorm.
Het aantal dossiers, de snelheid waarmee je alles eigen moet maken — het was
intens. Later, toen we een tweede zetel kregen, besefte ik pas hoeveel werk ik
al die tijd had verzet. Alles wat normaal verdeeld wordt, kwam op mijn bordje
terecht. Maar tegelijkertijd vond ik het ook prettig. Het dwong me ook om
meteen de diepte in te gaan. Geen tijd om rustig op te starten. Geen “ik hou na
twee jaar wel eens een eerste betoog”. Nee, meteen vol de diepte in.
Hoe moet ik me dat voorstellen, zo’n start? Je
bent opeens raadslid, en dan? Zoek het maar uit?
Ja, eigenlijk wel. Je staat daar ineens in die raadzaal, in je eentje, en je
moet het maar doen. Gelukkig had ik veel steun van de fractie op de
achtergrond. Tijdens raadsvergaderingen was ik vaak aan het appen de eerste
anderhalfjaar. Ze hielpen me op afstand met standpunten en strategie.
Wat ook hielp: ik was
niet de enige jonge eenmansfractie. Zowel GroenLinks als de PvdA hadden op dat
moment ook één jong raadslid. Met z’n drieën waren we aan het uitzoeken wat we
allemaal moesten doen. Maar uiteindelijk lukte dat allemaal wel goed.
Wat deed je daarnaast eigenlijk? Want raadslid
zijn in je eentje klinkt al als een fulltimebaan.
Toen ik begon, was ik nog student. Voor veel mensen lijkt het raadslidmaatschap
dan een bijbaan, want je krijgt er een vergoeding voor, maar zo voelde het
totaal niet. Het was eerder een politieke opleiding in de praktijk.
Halverwege mijn
raadsperiode ben ik gaan werken als ambtenaar bij de gemeente. En dat
betekende: overdag beleidswerk doen en ’s avonds politiek bedrijven. De
gemeenteraad vergadert vaak op maandag tot en met donderdag, soms meerdere
avonden per week. Dan nog fractievergaderingen, partijactiviteiten op zaterdag…
Het was een behoorlijke aanslag op mijn agenda. Dat was intens!
Heb je naast het raadswerk nog andere dingen
gedaan binnen de VVD?
Ja, best wat eigenlijk. Ik ben een tijdje actief geweest in het waterschap als
commissielid, in dezelfde periode dat ik ook raadslid was. Toen ik geen
raadslid meer was, ben ik weer een tijdje burgerraadslid geworden. Ook ben ik
campagnecoach geweest.
Dan heb je dus al bijna ieder gremium gehad.
Ja, hiervoor alleen nog
niet bij de provincie, dus die moest ik nog. Eigenlijk heb ik bijna elke
bestuurslaag van dichtbij meegemaakt, behalve het Kamerlidmaatschap.
Wat vond je het lastigst aan gemeentepolitiek?
Wat ik lastig vond, is
dat je in een gemeenteraad vaak verzeild raakt in discussies over details.
Terwijl ik iemand ben die generalistischer denkt, we moeten het ook over zoveel
andere dorpen hebben.
Wat ik bij de provincie
merk, is dat het hier soms wel heel groots is. Wat ik prettig vind is dat het
soms ook fijn is om over je eigen, dorp of regio te hebben. Dat is soms het
lastige van de verschillende gremia.
Hoe kwam je dan uiteindelijk bij de provincie
terecht?
Dat begon eigenlijk al tijdens mijn afstudeerstage. Na mijn derdejaars stage
bij de Tweede Kamer liep ik een half jaar stage bij de VVD-fractie in Brabant.
En dat beviel goed. Iedereen roept altijd dat de provincie een overbodige
bestuurslaag is, dat het wel opgeheven kan worden. Ik dacht: laat ik dat nou
eens zelf onderzoeken.
Tijdens die stage zag ik
hoe breed en diep provinciaal beleid eigenlijk is. De omgevingswet was nog in
wording, en ik zag wat voor impact je daar als provincie op kunt hebben.
Later, na de
gemeenteraadsverkiezingen en de herindeling in het Land van Cuijk, keerde ik
niet terug in de raad. Dat was voor mij een natuurlijk moment om pas op de
plaats te maken. Wat wil ik eigenlijk? Wil ik nog door in de politiek? Of is
het goed zo?
Maar het begon weer te
kriebelen. Ik miste het te veel: het politieke spel, het gevoel dat je een
bijdrage levert aan de maatschappij. En toen kwam de kandidaatstelling voor de
Provinciale Staten voorbij. Ik heb mezelf aangemeld — en ik ben heel blij dat
ik dat gedaan heb.
Hoe was het om ineens weer doordeweeks thuis te
zijn, zonder politieke avonden?
Dat was wennen. Echt heel erg
wennen. Ineens had ik avonden vrij, en ik voelde me in het begin bijna
nutteloos. Je zit dan op de bank en denkt: wat ben ik eigenlijk aan het doen?
Maar ik ben niet iemand die stil kan zitten, dus ik heb die leegte snel
ingevuld met vrijwilligerswerk bij de Kuukse elfkroegetocht. Al jaren werd ik
gevraagd of ik mee wilde doen aan de organisatie van de kroegentocht, en ik zei
steeds: “Geen tijd, te druk met de politiek.” Maar nu had ik wél tijd — dus ik
heb ja gezegd. En daar heb ik geen spijt van.
Later kwam de kans bij de
Provinciale Staten voorbij, en nu combineer ik het statenwerk met dat
vrijwilligerswerk. Uiteindelijk heb ik misschien nog wel meer werk overgehouden
dan ik had verwacht, maar het voelt beter te combineren dan het raadswerk.
En dan word je daadwerkelijk Statenlid. Hoe
verliep dat proces?
De hele procedure bij de
Provinciale Staten verloopt een stuk formeler dan bij een gemeenteraad. Daar heb
je vaak al vooraf een idee wie op welke plek terechtkomt. Natuurlijk ga je daar
ook door een kandidaatstellingscommissie, maar het is allemaal iets informeler.
Bij de provincie ligt dat
anders. Je bedient een hele provincie, met veel mensen die op de lijst willen
en een beperkte fractie. Dus je weet: dit is serieus. Na het gesprek met de
commissie had ik geen idee wat ik moest verwachten. Ik twijfelde echt: zouden
ze mij wel geschikt vinden? Zie ik er wel uit als een logische keuze, zeker
nadat ik politiek een jaar minder zichtbaar was geweest?
En toen kwam het
telefoontje. Of ik op plek 6 wilde staan. Ik lag nog in bed, het was een
zondagochtend, en ik dacht: dit meen je niet. Wat een eer. Wat ontzettend gaaf.
Het hielp ook dat ik tijdens mijn stage Martijn, Wilma en Roel al had leren
kennen. Dan stap je niet een volledig onbekende fractie binnen — dat geeft
vertrouwen.
Was je verbaasd over die plek? Vond je het
spannend?
Zeker. Ik realiseerde me goed dat
er bij mijn eerdere lijsttrekkerschap in 2018 in Cuijk ook een geluksfactor meespeelde.
Politieke posities zijn niet alleen gebaseerd op ervaring of kwaliteit, maar
ook op timing en context.
Als nieuwkomer op plek 6 wist ik niet wat realistisch was. Ik dacht: het zou
kunnen, maar het zou ook zomaar niet kunnen. Die onzekerheid maakt het
spannend.
Je hebt nu onder andere economie en
internationalisering in je portefeuille. Was dat iets wat je echt wilde?
Absoluut. Die portefeuilles
stonden bovenaan mijn wensenlijstje. Ik geloof sterk in het idee van brede
welvaart, maar dan wel met de nadruk op het woord ‘welvaart’. Zonder
economische kracht kun je al die andere mooie ambities — over zorg,
duurzaamheid, onderwijs — niet realiseren.
Voor mij is economie de
motor onder de samenleving. En juist de verbinding met ondernemers en
onderwijsinstellingen is iets waar ik persoonlijk enorm van overtuigd ben.
Wat heeft een provincie eigenlijk met economie te
maken? Wat merkt een ondernemer daarvan?
Meer dan je zou denken. Gemeenten
doen natuurlijk veel aan lokale economie, maar dat stopt vaak bij de
gemeentegrens. Terwijl economische ontwikkelingen zich niks van grenzen
aantrekken.
Ik woon zelf in een regio
die zich helemaal richt op Nijmegen. Dan loop je meteen tegen gemeente- én
provinciegrenzen aan. En daar houdt het vaak op, terwijl dat nergens op slaat.
De provincie kan daar echt een verbindende rol in spelen.
We kunnen lijnen leggen
tussen studentensteden, MKB-bedrijven en grotere bedrijven. Echt de linking pin
zijn, het grote overzicht. Bijvoorbeeld: we hebben in Breda een grote
hbo-instelling. Hoe verbinden we die met andere regio’s? Hoe zorgen we dat
kennisinstellingen en bedrijven elkaar vinden, ook over grenzen heen? Dat is
waar een provincie het verschil kan maken.
Hoe is het debat over economie in de Staten? Is
dat moeilijk?
Soms wel, ja. Omdat het zo’n
overkoepelend thema is, proberen sommige Statenleden het juist heel klein te
maken, of ze grijpen grote bedrijven als voorbeeld.
ASML komt in bijna elk debat wel voorbij. Maar ik denk dan: de economie is veel
breder dan één bedrijf. Er zit een hele keten achter. Het MKB, toeleveranciers,
regionale innovatie. Die worden vaak vergeten.
Ook de rol van de
overheid is een punt van discussie. Sommige partijen willen vooral investeren,
anderen juist geen cent subsidie geven. Zelf geloof ik dat de markt heel veel
kan. Maar soms is een klein duwtje in de rug precies wat nodig is. En dat is
waar de provincie waarde kan toevoegen. Met visie, met netwerk, en soms met
financiële ondersteuning.
Waar ligt de rol van de provincie idealiter? Want
je geeft aan dat de markt al ontzettend veel kan.
Dat is voor mij het
kleine stapje dat soms nodig is voor de scale-up. Daar moet de overheid
meekijken. Hoe kunnen we ze een stap verder brengen? Zo ben je net het duwtje
in de rug wat een bedrijf nodig heeft.
Je werkt in het dagelijks leven bij een gemeente
op het gebied van onderwijs. Hoe is dat, die combinatie met je politieke werk
in de Staten?
Heel leuk, eigenlijk. Ik hou van
de afwisseling. Overdag werk ik bij een gemeente aan onderwijsvraagstukken,
zoals schoolgebouwen. En 's avonds verdiep ik me in economische dossiers in de
Staten. Twee heel verschillende werelden, maar tegelijk ook verrassend
verbonden.
Waar zit die verbinding dan precies?
Voor mij begint welvaart bij een
goede start in het leven. Van min negen maanden tot 18 jaar, dat hele traject
is bepalend. Hoe beter we mensen laten opgroeien, hoe meer voordeel iedereen
daarvan heeft.
Dat gaat niet alleen over
geluk of gezondheid, maar ook over de arbeidsmarkt. Een goede opleiding, een
stevige startpositie, dat bepaalt of iemand zijn plek vindt in de maatschappij.
En laat de arbeidsmarkt nou net een van de sleutels zijn binnen het economisch
beleid.
Is het niet lastig om te schakelen tussen
politicus en ambtenaar?
Nee, dat gaat me eigenlijk heel
goed af. Ik vind het juist fijn dat ik beide werelden ken. In mijn werk als
ambtenaar weet ik: de wethouder en de raad bepalen het beleid, ik voer uit. En
daar houd ik me ook strikt aan. Ik duw weleens terug in gesprekken: “Jij bent
de bestuurder, ik ben de uitvoerder.” Dat houdt het zuiver.
Als Statenlid wil ik dat
ambtenaren niet politiek gaan denken, maar gewoon doen wat wij als politiek
richting geven. Die rolverdeling moet helder zijn. Omdat ik beide kanten ken,
voel ik me daarin ook heel comfortabel.
Ja… Want je zegt als ik als Statenlid iets zeg…
Maar, we zullen jou de komende tijd niet zoveel horen zeggen in de Staten…
Ik ga er inderdaad even tussenuit.
Ik ga een tijdje met zwangerschapsverlof. Coen en ik verwachten ons eerste
kindje. Vanaf het najaar ga ik met verlof. Officieel vanaf september, maar met
het zomerreces erbij betekent dat in de praktijk: vandaag is mijn laatste
Statenvergadering voor een paar maanden.
Hoe voelt dat?
Raar. Heel raar. Ik ga de fractie
ontzettend missen. Sinds ik in 2016 politiek actief werd, is er geen dag
voorbijgegaan waarop ik er niet mee bezig was. Politiek zit zó in mijn systeem.
Als het kabinet valt, ben je toch altijd “aan”, want mensen kijken naar jou.
Om daar nu een paar
maanden afstand van te nemen… dat is best een overgang. Natuurlijk is het ook
mooi — het vooruitzicht op een kindje is iets bijzonders. Maar het blijft
spannend om even los te laten wat zo'n essentieel onderdeel van jezelf is
geworden.
Maar ik kom terug. Na de
kerst ben ik er weer.
Dankjewel!